Een zeven bij windkracht negen en vijf minuten wachttijd

Vroeg op, inpakken en door richting Vik. We hebben een hoop dingen te bekijken. Wat is het landschap hier toch enorm divers. Lavasteen kaal of bedekt met groen mos, vlaktes met of zonder rokende thermen, borrelende modderpoelen, hoge bergen met vulkaankraters en veel watervallen. Want water is hier genoeg! In het zuiden valt er gemiddeld 1800 mm per jaar, wat veel meer is dan het Nederlandse gemiddelde van 800 mm.

We rijden eerst naar de waterval Skogafoss. Het regent niet wanneer we erheen lopen maar in de nabijheid van de waterval blijf je toch niet droog. Wat een kracht! Het gaat steeds harder waaien maar het weercijfer van vandaag in Vik is een zeven! De eerste voldoende, dit wordt onze dag. Voorlopig is echter de wind ijzig koud en we hebben al wat regen en hagel gehad maar we zijn nog niet bij Vik, nog niet bij de zeven! We rijden door tot het meest zuidelijke puntje van IJsland, Dyrholaey. Hier is een beroemde rots waar een doorkijk is en je aan de ene kant zwart strand ziet en aan de andere kant waanzinnige basaltrotsen.

We lopen erheen en de wind is ongelooflijk hard. Ik moet me vasthouden en klein maken om niet weggeblazen te worden. Toch schuif ik zomaar een stukje weg. Ik heb niet genoeg gewicht. Met Bart weet ik terug te komen. Hij geniet en is zelfs in staat filmopnames te maken. Achter een rots kijk ik naar het weerbericht. Windkracht negen, zes graden, gevoelstemperatuur één graad maar goed nieuws: waarschijnlijk kan je vanmiddag de hort op en heb je je paraplu niet nodig en blijft het droog tot 17:00 uur. Daarom weercijfer zeven! In Nederland zouden alle kleuren weeralarm opflitsen. Hier zeggen ze: ach, als het weer niet goed is, wacht vijf minuten en het is vast weer anders 🙂 Daar hebben ze helemaal gelijk in.

We rijden door naar de Black Sand Beach. Hier houden rotsen de ergste wind tegen en het is alsof je op een andere planeet loopt. Stel dat het hier twaalf graden is, of misschien een hittegolf met vijftien graden 🙂 dan mag je hier niet zwemmen. Bovenste golven kunnen je meesleuren en rotsen kunnen afbrokkelen. Maar je kunt wel heerlijk wandelen en kijken naar de nationale vogel van IJsland, de papegaaiduiker. Die fladderen daar volop langs de rotsen. IJsland heeft veel vogelsoorten waarvan ik er maar enkele herken. Kennen andere mensen wel de ijslandse brilduiker, harlekijneend, roodkeelduiker, middelste zaagbek en de rosse franjepoot? Ik ben best opgelucht dat ik nog net een zilvermeeuw en een stormmeeuw herken. Een bedroevende score, dat dan weer wel.

We fotograferen twee kerkjes omdat het onduidelijk is welke nu de meest gefotografeerde kerk van IJsland is. Je wilt natuurlijk niet nét de verkeerde hebben vastgelegd. We zien veel mensen tussen die twee kerkjes heen en weer scheuren. Die hebben vast dezelfde twijfel. Ik zoek het later op, ze zijn nummer twee en drie op de hitlijst van kerkjes. Van beide kerkjes is de deur afgesloten en ik begrijp niet waarom ze zo populair zijn. Waarschijnlijk een kwestie van I’ve been there. IJsland heeft 350 kerken op een bevolking van 350000 mensen, dat lijkt me heel veel. Ik lees dat 65% van de bevolking lid van de kerk is maar ze meestal alleen met Pasen en Kerst naar de kerk gaan. Maar een top tien mag niet ontbreken. O ja, op één staat het zwarte kerkje Budakirkja in een verlaten stadje op het schiereiland Snaefellsness. Ik geloof het direct.

We hebben een heel gezellig hotel. We duiken nog maar eens de fitnessruimte in en daarna de hot tub. Bart gaat nog naar de sauna maar ik zit in het warme water tot mijn vingers gerimpeld zijn. Het diner hier is verreweg het beste tot nu toe in IJsland en de bediening is enorm gezellig. Wat maakt dat toch een verschil!

Morgen weer twee uur verder rijden richting Vatnajőkull, een enorm groot Nationaal Park. Ik kan het niet laten het weercijfer te bekijken. Een vijf. Klinkt best goed.

Plaats een reactie